Reageer op de vraag van je omgeving. Dat advies geeft Mirjam Bult-Spiering, bestuurslid van de Universiteit Twente. Ze verzorgde op 8 december een keysessie tijdens het online event ‘Co-creatie op de Campus’.
Mirjam Bult-Spiering is sinds 2015 vicevoorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Twente en in die hoedanigheid onder meer verantwoordelijk voor de campusontwikkeling. Daarmee heeft ze vanwege haar achtergrond al om twee redenen feeling, vertelt ze: “Ik was in het verleden zelf alumna van de Universiteit Twente. Bovendien ben ik al mijn hele beroepsleven gefascineerd door publiek-private samenwerking.” Vervolgens gaat ze specifiek in op de campus van de UT. “Als je de UT-campus wilt begrijpen is het goed om je te realiseren dat de UT gerealiseerd is om bij te dragen aan een nieuw economisch profiel van de regio Twente na het verdwijnen van de textielindustrie. En dat betekent dat de campus vanaf het begin is ontworpen als een gebied waar studenten, onderzoekers, mensen uit de regio en medewerkers van bedrijven elkaar moesten kunnen ontmoeten. De UT is ook de enige universiteit die vanaf het begin als campusuniversiteit is ontworpen. Dat zie je terug in de aandacht die vanaf het begin in het ontwerp is besteed aan ruimtelijke kwaliteit en het ruimtelijk ritme. Het is ook vanaf het begin ingericht als verblijfsgebied in de brede zin van het woord. Met woningen en sportfaciliteiten en faciliteiten voor mensen die op de campus studeren en werken en er ook wonen en leven.”
Daar waar samenwerking met bedrijven vanaf het begin in het DNA van de UT zat, vond de daadwerkelijke vestiging van bedrijven in de loop der jaren geleidelijk plaats. “Dat gebeurde of op het Business & Science Park, dat tegen de campus aanligt of op het terrein van de campus zelf. De innovatiecampus van de UT, gerealiseerd in de jaren ’80 van de vorige eeuw, is ook een van de oudste ‘science parks’ van Nederland.”
Co-creatie
Als Bult kijkt naar de ontwikkeling van de co-creatie op de campus van de UT de afgelopen decennia ziet ze dat het belang van shared facilities enorm is toegenomen, evenals de complexiteit om dat goed voor elkaar te krijgen. “Daar waar je in het begin nog kon volstaan met een clean room waar ook bedrijven in konden, maken we nu shared facilities die vanaf het begin zo ontworpen zijn dat ze niet alleen gebruikt kunnen worden door studenten, wetenschappers en bedrijven maar bijvoorbeeld ook door individuele burgers in het kader van citizen science. Daarbij letten we erop dat we in het ontwerp steeds inspelen op nieuwe ontwikkelingen.” Een tweede ontwikkeling is het stimuleren van ondernemerschap, een element waar de UT ook bekend om staat. “Dat betekent dat je als UT niet alleen bedrijven faciliteert, maar er ook voor zorgt dat er nieuwe bedrijvigheid ontstaat op je campus. En dat betekent dat je het als campus zo gemakkelijk mogelijk maakt om van een idee tot een onderneming te komen en daarna om zo’n onderneming te laten groeien. Zo hebben we laagdrempelige faciliteiten voor studenten start-ups in een gebouw waar studenten ook voor de gezelligheid bij elkaar komen. En incubator-faciliteiten voor de serieuzere start-ups. Maar op de campus zijn ook bedrijven gevestigd die al aan de bovenkant van het MKB zitten en die de hele hiervoor beschreven groei al hebben doorgemaakt. Ons uitgangspunt bij de campus is dat we de hele ontwikkeling van een onderneming – van eenmansbedrijf tot bedrijf van 300 medewerkers – willen faciliteren.”
Bult heeft een aantal adviezen voor campussen die ook aan de slag willen met co-creatie. “Als eerste: zorg dat je op de vraag van de omgeving reageert. Verdiep je in maatschappelijke vragen en in businessvragen en ga niet je eigen producten pushen. Ik zie namelijk dat kennisinstellingen nog wel eens die neiging hebben. Bij ons daarentegen zit inspelen op de behoefte in ons DNA en dat is niet los te zien van onze ontstaansgeschiedenis: we zijn er voor het sociaaleconomisch profiel van de regio en voelen ook die verantwoordelijkheid.” Diezelfde kritische instelling heeft de UT ook tegenover startende ondernemingen: “We vinden het natuurlijk prachtig als iemand een goed idee heeft, maar benadrukken ook dat het kansloos is als je geen goed beeld hebt van de behoefte en de markt. Vervolgens willen we ze wel helpen om ervoor te zorgen dat zo’n marktanalyse er wel komt.”
Corona
De coronacrisis heeft ook voor de campus van de UT gevolgen gehad. Bult: “Het heeft ons allereerst laten beseffen hoe belangrijk het is dat we het op deze manier bij elkaar hebben. Daarnaast hebben we gemerkt dat de motivatie om te komen tot co-creatie zo groot is, dat het mensen eigenlijk niet meer uitmaakt als ze dat niet vanuit hun eigen ruimte kunnen doen. Het maakt mensen niet meer uit waar ze op de campus zitten als ze er maar naartoe kunnen. Je ziet dat door corona er ook veel meer flexibiliteit is ontstaan wat betreft het gebruik van ruimtes. Community wordt belangrijker gevonden dan individuele voorzieningen.”
Onder invloed van corona is ook het hybride onderwijs van karakter aan het veranderen. Bult: “Eerst was er een duidelijke scheiding tussen activiteiten on campus en off campus, nu loopt het steeds meer door elkaar. We hebben nu ook echt hybride classrooms, waarbij een deel van de studenten aanwezig is en een deel van afstand onderwijs volgt. Datzelfde zie je ook bij vergaderingen.”
De ontwikkelingen in het hybride onderwijs en vergaderen betekent dat er geïnvesteerd moet worden in nieuwe faciliteiten. “Dat doen we momenteel op twee manieren: we zorgen ervoor dat mensen snel beschikken over de benodigde basisapparatuur en we experimenteren met meer high end faciliteiten zodat we in de toekomst het robuust kunnen inrichten met apparatuur die nog veel meer kan. En zodat we high end hybride kunnen onderwijzen, onderzoeken en vergaderen. Met inzet van technieken zoals VR, AR en AI.”
Het past in de overtuiging die het bestuur van de UT al langer had, aldus Bult: “De digitale infrastructuur is net zo’n strategische investering als de fysieke infrastructuur.” Ook realiseerde het bestuur zich dat de digitale infrastructuur evenzeer bestond uit hardware als uit software. “Bij dat laatste wil je graag een strategisch partnership aangaan met de private leverancier zodat het product dat je aanschaft ook mee ontwikkelt met onze wensen.”
De UT had al een aantal vastgoedontwikkelingen op stapel staan. Die waren allemaal maximaal flexibel ingericht, hetzij in functionaliteit (wie gebruikt ze) hetzij in tijd. “We gaan nu bijvoorbeeld investeren in circulaire semipermanente huisvesting, die je als het niet meer nodig is kunt ontmantelen en elders neerzetten of kunt verkopen. Daarmee creëer je flexibiliteit die je met regulier vastgoed niet hebt.”
Drie perspectieven
De UT wil ook teruggaan naar de uitgangspunten van het lange termijn strategisch huisvestingsplan. “We willen nu gaan kijken wat er qua fysieke infrastructuur en qua digitale infrastructuur nodig is en wat is er nodig voor high flex werken – thuis en op de campus. Die drie perspectieven moeten leiden tot nieuwe uitgangspunten voor de inrichting van de werk- en studeeromgeving.” Daarbij is de UT gewend om bewust met geld om te gaan: “We zijn een relatief jonge universiteit en dus relatief beperkt bedeeld met overheidsmiddelen. Daardoor zijn we gewend om efficiënt te werken.” Ook de ligging van de campus is een voordeel: “De campus heeft zelf nog de nodige inbreidingsmogelijkheden en hetzelfde geldt voor het ernaast gelegen Business & Science Park. Bovendien hebben we als UT samen met de gemeente Enschede en ondernemers een strategie gemaakt voor het gebied als geheel.”
Het Business & Science Park is een innovatiecampus en als topwerklocatie geïdentificeerd door de provincie Overijssel en de gemeente Enschede. De provincie en gemeente ondersteunen het daarom zowel beleidsmatig als financieel. “Voor het gehele gebied – Business & Science Park en campus – is twee jaar geleden een samenhangende gebiedsstrategie ontwikkeld met ondernemers, provincie, gemeente en universiteit. We gaan nu ook een gebiedsorganisatie inrichten waarin al deze partijen zijn vertegenwoordigd. Overigens zie je ook nu al dat het niet meer strikt gescheiden is: er zijn bedrijven gevestigd op de campus en er vinden universiteitsactiviteiten – bijvoorbeeld van het solar team en het waterstof team – plaats op het Business & Science Park. Natuurlijk blijven er altijd verschillen, bijvoorbeeld in eigendom. Zo is op het Business & Science Park het eigendom verdeeld tussen gemeente en particuliere eigenaren, terwijl op de campus alles eigendom is van de UT.”
Valkuil
Bult benoemt ook een valkuil voor co-creatie op de campus. “Denk niet te veel in instituties, maar betrek ook individuen erbij. Die hebben namelijk ook belang bij producten van de UT of van de bedrijven. Kortom: vergeet naast Publiek en Privaat ook de derde P van People niet.”
Ze heeft ook nog een duidelijk advies: “Blijf investeren in het goed begrijpen van Publiek en Privaat. In zulke constructies krijgen publieke partijen vaak de overhand. Omdat ze gewend zijn om regie te voeren en omdat private partijen vinden dat publieke partijen het maar moeten oplossen. Daarom blijft het hard werken om te zorgen dat het gezamenlijke activiteiten blijven. Waarbij je er soms tegenaan loopt dat publieke sturing anders is dan private sturing. Die laatste is vaak directer en sneller.”
Inschrijven voor het online event ‘Co-creatie op de campus’ van Campus Day op 8 december kan hier.