Huisvesting voor MBO is complexer dan voor HBO en WO vanwege de grote diversiteit aan doelgroepen. Om toch handvaten te bieden, organiseerde Campus Day een Round Table. In deel 2: huisvesting na corona.
Moderatoren
- Judith Donkers, (tot 1 juli 2021) adjunct-directeur Onderwijs & Kwaliteit bij het Techniek College Rotterdam en bestuurslid van het Consortium Beroepsonderwijs, een samenwerkingsverband van VMBO- en MBO-instellingen, kennispartners en bedrijven. Daarvoor werkte ze jarenlang als zelfstandig huisvestingsadviseur in het onderwijs.
- Wim Kooyman, directeur Smart WorkPlace en partner WorkPlace Academy.
Deelnemers
- Ronny Borgsteede, Hoofd Huisvesting Summa College Eindhoven
- Judith Claassen, tweedejaars MBO-student chemisch-fysisch analist aan het Techniek College Rotterdam. Daarnaast is ze voorzitter van de Centrale Studentenraad Techniek College Rotterdam.
- Dennis Cruyen, Directeur Facilitair, Huisvesting & Vastgoed Management Zadkine Rotterdam.
- Peter van Hooff, Adviseur Vastgoed en Finance bij AT Osborne.
- Marc van der Klok, Directeur Facilitair Bedrijf ROC Midden Nederland Utrecht.
- Rianne van der Meij, Lid College van Bestuur van het Grafisch Lyceum Rotterdam met als portefeuille Onderwijs en bestuurslid van de MBO Raad.
- Ton Paffen, Directeur Onderwijs, House of Digital ROC Amsterdam.
- Joanita Segboer, Manager Huisvesting Sint Lucas Boxtel I Eindhoven.
- Harry Timp, Manager Huisvesting en Vastgoed ROC Albeda Rotterdam.
- Jackie de Vries, Directeur bij Aestate/ontrafelexperts.
Andere huisvestingsdiscussie door corona
“Corona heeft vooral bevestigd, zoals zojuist al werd aangehaald, dat samenkomst weer volop aandacht moet krijgen.” - Ronny Borgsteede
Moderator Donkers vroeg de deelnemers vervolgens in hoeverre er door de ervaring tijdens corona post-corona er in het MBO een andere huisvestingsdiscussie zal gaan plaatsvinden. Borgsteede: “Het heeft vooral bevestigd, zoals zojuist al werd aangehaald, dat samenkomst weer volop aandacht moet krijgen. Corona heeft verhalen opgeleverd over het gebrek daaraan, tussen studenten en docenten en studenten onderling. Binnen Summa hebben we een versnipperd arsenaal aan panden met een hybride vorm: luchtvaartstudenten zitten op de airport, techniekstudenten zitten op de Brainport Industries Campus en bouwstudenten op de bouwcampus. Allemaal locaties met centrale voorzieningen, waar studenten , docenten en bedrijfsleven bij elkaar komen. De ambitie voor de komende jaren is om ook de samenhang tussen de verschillende groepen studenten weer op gang te brengen. Daarbij willen we de studenten steeds meer de leiding geven in gebouwen. Zodat bijvoorbeeld studenten facilitair zichtbaar zijn op al onze locaties, waarbij ze ook studenten van andere opleidingen tegen komen. Met deze aanpak hopen we een bredere samenhang en samenkomst te creëren en hopen we dat ze weer meer van elkaar leren.”
De techniekstudenten van Summa College Eindhoven zitten op de Brainport Industries Campus.
En juist dat maakt het MBO bijzonder, haalde Donkers aan: “Als MBO heb je zoveel vakrichtingen in huis, dat je eigenlijk bijna alles zelf kunt doen. En daarmee kun je ook een andere dynamiek binnen een pand creëren.”
Van der Klok (foto) gaf aan dat het ROC Midden Nederland voorzichtig te willen doen met de leiding geven aan studenten, bijvoorbeeld op het gebied van catering. “We zijn daarvoor te groot, daarnaast hebben we ook de continuïteit te waarborgen. Wel hebben we bij een groot project, dat we onlangs hebben afgerond – de nieuwbouw van ons Horeca & Toerisme college in relatie tot duurzaamheid – de studentenraad meer betrokken, zowel op lokaal als op centraal niveau. Naast natuurlijk de onderwijspartijen zelf.” Het ROC Midden Nederland kent een breed scala aan opleidingen. Van der Klok: “Uitgangspunt is daarom om een zo contextrijk mogelijke leeromgeving te creëren. Hetzij bij de branche zelf, hetzij door het gebouw de branche te laten uitstralen. Een student moet bij binnenkomst meteen weten wat voor soort gebouw hij binnenkomt.” Van der Klok is kritisch over de wens dat iedereen in zo’n gebouw maar bij elkaar komt. “Onderzoeken zoals de tweejaarlijkse monitor Sociale Veiligheid geven namelijk al jaren aan, dat naarmate studenten in grotere anonieme ruimtes komen de onveiligheidsgevoelens toenemen. Daarom gaan ze toch meer terug naar hun eigen ‘vlek’ binnen het gebouw. De veiligheidsbeleving is het grootst in het lokaal en naarmate de afstand tot het lokaal groter wordt neemt de veiligheidsbeleving af. De veiligheidsbeleving is over het algemeen het laagst in de aula’s/kantines op locaties.”
“Uitgangspunt is om een zo contextrijk mogelijke leeromgeving te creëren." - Marc van der Klok
Dilemma
Er is dus een uitdaging om de verschillende functies in een school – contextrijke praktijkruimtes, algemene ontmoetingsruimtes, studieruimtes waar kan worden samengewerkt – in de MBO-huisvesting te combineren. De Vries schetste daarbij een steeds groter en complexer wordend dilemma: “Als MBO wil je aansluiten bij het bedrijfsleven: het grafisch deel moet er uitzien als een grafisch bedrijf, de bouwcampus als een bouwbedrijf etc. Daarmee krijgt elk deel zijn eigen sfeer en couleur locale. Tegelijkertijd wil je echter ook als MBO inspelen op nieuwe ontwikkelingen van bedrijven. En die ontwikkelingen gaan juist meer richting cross-overs. Je gaat echter niet snel bijvoorbeeld verpleegkunde onderbrengen op een bouwcampus omdat de sfeer compleet anders is. Segboer schetste dit dilemma al fraai: je wilt enerzijds naar efficiency met veel multifunctionaliteit en gezamenlijk gebruik. En anderzijds wil je het kleinschalige, specifiek gericht op het bedrijfsleven.” De Vries wees er ook op dat juist in het MBO de diversiteit in opleidingen, achtergrond en ideeën van studenten enorm is. Veel groter dan bij HBO en WO. “Belangrijk daarbij is om je te realiseren dat huisvesting uiteindelijk alleen maar faciliterend is. “Je zag het afgelopen coronajaar ook dat het MBO-onderwijs ‘gewoon’ doorging. Ook zonder het gebouw. Dus kun je je de vraag stellen: hoe belangrijk is dat MBO-gebouw eigenlijk?” Dat laatste triggerde Paffen: “Ik vind dat te kort door de bocht, zeker als je kritisch kijkt naar de kwaliteit van wat studenten opleveren. Het afgelopen jaar heeft aangetoond dat de kwaliteit daarvan vaak achteruitging en dat studenten dus toch betere kwaliteit opleveren als ze op school zijn en als er begeleiding is.”
Paffen ging vervolgens in op de omvang van ruimtes. “Wij hadden een megakantine en zagen dat dat leidde tot onveiligheidsgevoelens – met name bij vrouwelijke studenten. Omdat er maar twee ingangen waren en er een rechte lijn naar de uitgiftebalie van de cateraar liep, hadden ze het gevoel op een catwalk te lopen waar ze permanent beoordeeld werden. We hebben toen door een andere inrichting ervoor gezorgd dat die rechte lijn verdween. Bovendien hebben we het meubilair aangepast en kleinere zithoekjes gecreëerd.” Claassen noemde nog een nadeel van een grote ruimte: “Wij hadden op een locatie precorona een enorme open kantine. Die was echter ook enorm lawaaierig en zorgde ervoor dat je snel werd afgeleid.”
De opmerking van Claassen bracht Donkers op de locatie Rosestraat van het Albeda College, waarvan de afgelopen periode het hele entreegebied is verbouwd. Timp: “We hebben daar één grote ruimte opgesplitst met vast en los meubilair om verschillende belevingen te krijgen. Bijvoorbeeld door een gedeelte in te delen met bankjes als in een treincoupé, elders is er een oplopend deel met traptreden als zitfunctie, en er zijn hoekjes met vast en losmeubilair. Door deze maatregelen is de anonimiteit minder, evenals het lawaai van echo door harde wanden. We vinden het ook belangrijk dat zo’n ruimte uitnodigend is en dat mensen er graag verblijven.”
De verbouwde entree van de locatie Rosestraat van het Albeda College.
Spagaat tussen ontmoetingsplek en hokjes
Segboer vulde aan: “De spagaat waar het in zo’n ruimte om gaat is tussen ontmoetingsplek en hokjes. Ik heb voor langere tijd een akoestische meting daarop losgelaten. Daaruit kwam naar voren dat de norm die we halen die van een ‘roerig café’ is.” Die norm is voor mij aanvaardbaar en mag blijven. Je hebt in zo’n ruimte wel last van visuele onrust – bewegingen om je heen – die kan bijdragen aan akoestische onrust. De oplossing is voor mij om zoveel mogelijk zes-achtplekjes te maken. Het is echter een illusie dat je daarmee ook de akoestische onrust volledig oplost.” Claassen knikte instemmend: “Ik mis in mijn huidige gebouw echt een werkplek, waar je rust kunt vinden tussen lessen door.” Borgsteede: “Bij het Summa College hebben we een pilot gedaan in een multifunctioneel gebouw. Vanuit de zoektocht ‘hoe maak je studenten zoveel mogelijk eigenaar van het gebouw’ hebben we een plaza ontwikkeld met winkels en vergaderruimtes, inclusief naaiatelier en kapperszaak. Die plaza is erg met buiten verbonden.” Borgsteede vertelde hoe door de plaza de oorspronkelijke kantine wegviel. “De plaza is nu de plek waar iedereen rondzwerft en koffie en eten haalt. En vervolgens naar buiten gaat en daar zijn weg vindt. De ‘oude’ plek van de kantine is nu een plek voor mensen die rust zoeken.”
“De spagaat waar het in zo’n ruimte om gaat is tussen ontmoetingsplek en hokjes.” - Joanita Segboer
Van der Meij tilde niet zo zwaar aan de discussie: “In de kantine van ons Grafisch Lyceum is er herrie, maar dat is maar tweemaal een kwartier per dag. Bovendien is de kantine juist daarvoor bedoeld. Als je als student wilt werken, kun je in een lokaal terecht. We hebben ook geen open leercentrum. De lokalen zijn groot en open, met veel glas en er is altijd plek.” Ze kijkt daardoor ook anders naar geluid aan: “Echt storend is geluid dat je niet ziet en waarvan je de oorsprong niet kent. Geluid dat je ziet, ben je zo weer kwijt. In die zin helpt het glas me om rust te krijgen.”
“Echt storend is geluid dat je niet ziet en waarvan je de oorsprong niet kent." - Rianne van der Meij
Cruyen was er voorstander van dat voorzieningen om te eten en drinken door het hele gebouw zitten en dat kantines worden omgezet naar studie- en ontmoetingsplekken. “Je gaat namelijk niet meer in één ruimte alles vinden wat je wilt doen. In mijn optiek wordt bovendien de herrie van een kantine namelijk opgeroepen door de huidige opzet.”
Donkers wees erop, dat Van der Meij en Segboer praatten vanuit een vakschool met één of twee gebouwen, terwijl Borgsteede, Cruyen en Timp praatten vanuit scholen met veel disciplines en gebouwen. “In die zin is het logisch dat de laatste drie meer kiezen om met hun gebouwen dicht bij de discipline te blijven, waarvoor ze bedoeld zijn.”
Lees hier deel 1 over de bijzondere positie van het MBO.