De Round Table met vijf topexperts bespreekt alle aspecten van digitaal toetsen. Joost van der Velden, projectleider implementatie digitaal examineren bij ROC Midden-Nederland spreekt over digitaal toetsen op ROC's.
Joost van der Velden wijst op de bijzondere positie van de ROC’s bij het vraagstuk: “Bij het mbo-onderwijs op een ROC heb je naast de instellingsexamens die over algemene vakken gaan een groot stuk beroepsgericht onderwijs. Bij dat laatste deel ontwikkelen de leveranciers c.q. de brancheverenigingen de examens. Daardoor wordt het een push-mechanisme: de leveranciers digitaliseren hun examens, waardoor je als onderwijsinstelling moet volgen. Anders kun je namelijk niet de examens afnemen, die de leveranciers aanbieden."
Proceskant
Van der Velden vertelt over de proceskant. "Het gaat er ook om wat je inhoudelijk wilt examineren en met welke examenvorm – bijvoorbeeld een werkstuk of een klassiek literatuurexamen. Ik wil erop wijzen dat er aan het vraagstuk ook een proceskant zit: de flexibilisering van het onderwijs. Vroeger lag er vier jaar onderwijsprogramma als je je inschreef. Tegenwoordig willen studenten bijna een individuele leerlijn volgen binnen hun opleiding, binnen de instelling of zelfs over de instellingsgrenzen heen. Als die flexibilisering aan de onderwijskant toeneemt, moet ook de flexibilisering aan de examineringskant volgen. Dat krijg je in de klassieke papieren vorm echter niet meer georganiseerd. Daarmee is het een autonome druk naar verdere digitalisering.”
Van der Velden: “In de praktijk zie je nog vaak dat onderwijsplanning en examentoetsplanning twee gescheiden processen zijn die meestal na elkaar plaatsvinden. Ik verwacht in de toekomst een integratie. Dat is goed, want als je als visie hanteert dat beiden in één proces plaatsvinden, kun je betere beslissingen nemen en optimalere roosters maken.” Bij ROC’s is volgens Van der Velden het basisproces van examineren in vergelijking met universiteiten in grote lijnen hetzelfde. “Ik onderschrijf ook dat je als ondersteuning klaar moet zijn om verschillende soorten toetsen en examens te faciliteren. Daarnaast moeten instellingen de afweging maken of ze inzetten op grootschalige door hen zelf beheerde toetsfaciliteiten – zalen met honderden computers – of bieden ze deels ook bring your own device: de student brengt zijn eigen laptop mee waarop hij al onderwijs volgt. Door een mix aan te bieden krijg je flexibiliteit die kan helpen om op ieder moment de juiste ondersteuning te bieden. Bring your own device is namelijk heel geschikt voor het examineren in onderwijsperiodes omdat je dan niet het conflict het dat je en examenvierkantemeters nodig hebt en onderwijsvierkantemeters. Je examineert namelijk op onderwijsvierkantemeters.”
Co-creatie
Van der Velden: “Wat toe nu toe gezegd is, laat zien dat dit bij uitstek een onderwerp is voor co-creatie op vier niveaus. De rol van de ondersteunende diensten is als eerste om verbinding te leggen met het onderwijs, waarbij onderwijs gaat over de vraag wat en hoe er getoetst moet worden en waarbij de ondersteunende diensten aangeven hoe ze dat gaan regelen.” Bij ROC’s speelt tussentijds de voortgang toetsen al een grotere rol, zegt Van der Velden. “Door het volume daarvan topt het de piekcapaciteit aan het eind van een onderwijsperiode wat af.” Hij geeft vervolgens antwoord op de vraag of je bij het digitaliseren van toetsen iets kunt leren van het digitaliseren van onderwijs: “We hebben een basisondersteuning – noem het werkplekbeheer – die hetzelfde is: hoe werkt een pc en hoe werkt een digibord. Met die generieke ondersteuning vang je al een groot deel van de problemen bij examineren af. Daardoor kun je volstaan met een kleinere en meer specifieke ondersteuning voor het examineren zelf.”
Van der Velden komt daarop met een specifieke aanvulling: “Alle mensen aan tafel zullen zeggen dat de student altijd centraal staat. Dat betekent dat je bij examineren ook grotendeels denkt vanuit de student. Toen ik bij het ROC kwam, gaven ze aan dat je bij het ROC moet examineren op de locatie waar de student het onderwijs volgt. Een mbo-student vereenzelvigt zich namelijk met zijn opleiding, niet met de instelling. Hij komt vaak ook niet verder dan zijn locatie. Daarom brengt het laten reizen van een mbo-student naar een centrale locatie elders in de stad grote praktische problemen met zich mee. Dit gegeven is een belangrijke driver om bij toetsen op het ROC voor bring your own device te kiezen. En dat betekent dat je als ondersteunende dienst moet dealen met de complicerende factoren die daarbij horen.”
Veiligheid
Van der Velden komt met een goed voorstel voor het waarborgen van veiligheid bij online toetsen: “Introduceer binnen een instelling een enterprise architect. Dit kan een persoon, team of functie zijn. De enterprise architect moet nadenken over welke rol welk systeem heeft in het totale landschap van aan elkaar geknoopte ICT-systemen? Vragen daarbij zijn onder meer wat er gebeurt met het resultaat of het gemaakte werk uit de digitale examenomgeving, van wie zijn die data? Als er een externe digitale omgeving is, zijn de data dan van de systeemleverancier of van de onderwijsinstelling? Het gaat namelijk niet over één beoordeling van één examen van één student. Als zo’n leverancier namelijk studenten vier jaar lang kan volgen bij hun onderwijsvormingstraject, dan bouwt de leverancier een indrukwekkend profiel op van de hele studentenpopulatie. Een ander aspect is de beoordeling: blijft die achter in het systeem of moet die in het Studenten Informatie Systeem (SIS)?” Het zijn volgens Van der Velden complexe vraagstukken met juridische en privacy aspecten: “Het goede nieuws is dat daarover al een paar jaar sectorbreed wordt nagedacht. Zo doet SURF hier al nadrukkelijk onderzoek naar. Ook wordt geprobeerd met de grote Amerikaanse techbedrijven collectieve afspraken te maken over databescherming.”
Benieuwd naar de andere deelnemers? Lees het hele Round Table verslag hier